American Motors Corporation of AMC was
een Amerikaanse autoconstructeur die in 1954 werd gevormd door de fusie van
Nash-Kelvinator en Hudson Motor Car. Destijds was dat, met $198.000.000, de
grootste Amerikaanse fusie ooit. Op 2 maart 1987 werd AMC door Chrysler
opgekocht waarna de merknaam verdween.
American Motors wordt herinnerd als de laatste American Independant
(Amerikaanse onafhankelijke) die niet opkon tegen de Grote 3. Die Grote 3
zijn General Motors, Ford, en Chrysler.
De geschiedenis van Nash begon in 1897 toen Thomas B. Jeffery zijn eerste
prototype bouwde. In 1900 kocht hij de voormalige Sterlin- fietsenfabriek in
Kenosha (Wisconsin) waar hij begon met de productie van zijn automerk
Rambler. Na het overlijden van Jeffery in 1910 nam diens zoon, Charles T.
Jeffery het bedrijf over. In 1914 veranderde hij de merknaam van de auto's
in Jeffery ter ere van zijn vader. Twee jaar later, in augustus 1916, nam
Charles W. Nash de zaak over onder de nieuwe naam Nash Motors Company.
In 1954 fuseerde Nash Motors met Hudson tot AMC. Ook Kelvinator Appliance
ging mee op in de fusie. De architect van het opzet, George Mason, vond dat
de laatste onafhankelijke Amerikaanse autoconstructeurs enkel zouden kunnen
overleven als ze samen opgingen in één grote autogigant. Op die manier
konden ze als een gelijke concurreren met GM, Ford en Chrysler. De bedoeling
was dat de merken Studebaker en Packard niet veel later ook zouden
instappen. Packard nam in 1954, volgens plan, Studebaker over en werkte
samen met American Motors. Door een geschil over een contract stopte die
samenwerking in 1956 en de laatste fusie, tussen AMC en Studebaker-Packard,
ging niet door.
Vanaf 1955 werden de producten van Nash en Hudson gezamenlijk gepromoot en
verkocht. De goed lopende Rambler werd met beide emblemen verkocht en vormde
later de ruggengraat van het bedrijf. In 1958 liet AMC de merknamen Nash en
Hudson vallen en werd Rambler een volwaardig merk. Enkel de Nash
Metropolitan, die in Groot-Brittannië werd gebouwd, bleef nog tot 1962
bestaan.
Om de productlijn te vervolledigen deed AMC iets nieuws dat tot op heden
niet met succes werd nagedaan: Ze lanceerden de oude Nash Rambler uit 1955
opnieuw als de Rambler American met slechts minimale aanpassingen.
De bedrijfsleiders wilden toen de naam Rambler vervangen door een die de
identiteit van het bedrijf beter zou weerspiegelen. Het vervangen van een
sterke merknaam door een onbekende was een gevaarlijke zet die een
verwarring veroorzaakte die het bedrijf nooit te boven kwam.
De modellen Marlin en Ambassador kregen in 1966 het opschrift American
Motors, en in 1967 AM. Uiteindelijk werden ze vanaf 1968 als AMCs verkocht.
Na 1970 verdween de naam Rambler volledig in de Verenigde Staten. In het
buitenland bleef hij nog bestaan. Het laatste gebruik was in 1983 in Mexico.
De productlijn bestond in de jaren '60 uit meestal onopvallende modellen. In
de nooit-aflatende strijd om de Grote 3 bij te blijven ontwikkelde men puur
conventionele wagens qua stijl en techniek. De AMX en de Javalin werden
daarentegen wel opgemerkt. De verkoop draaide echter wel goed begin jaren
'60 en er werden mooie winsten geboekt. AMC behaalde 2x een derde plaats bij
de bestsellers en de hele lijn kreeg werd een keer Auto van het Jaar.
Met het vlot verdiende geld uit de jaren '60 nam AMC in 1970 Kaiser-Jeep
over van Kaiser Industries. De militaire en speciale productlijnen die Jeep
had werden in de American Motors General Products Division ondergebracht,
later AM General.
De jaren '70 met de recessie begonnen verder veelbelovend voor AMC, mede
door de reputatie van functionele auto's, maar het tij keerde snel. De AMC
Gremlin werd gelanceerd. Dat was een van de eerste Amerikaanse kleine
wagens. Het model was net als de AMC Hornet erg succesvol en overtuigde AMC
om nieuwe producten te blijven ontwikkelen. In 1971 kwam de AMC Matador uit.
De verkoopcijfers van dat model voldeden nooit aan de verwachtingen en in
1978 liet men het vallen. Men weet niet precies hoeveel, maar AMC heeft veel
geld verloren aan dit model. Dit mede omdat de Matador nauwelijks
componenten deelde met andere modellen.
In 1975 introduceerde AMC de AMC Pacer. Even kort als een compacte wagen en
even breed als een luxewagen. De bedoeling was om een kleine auto aan te
bieden met hetzelfde comfort als een grote. Het brandstofverbruik was echter
te hoog en na 2 jaar flopte het model. Omdat de Pacer bijna geen gedeelde
onderdelen bevatte was de prijs per gebouwde auto hoog. Dat betekende een
enorm verlies voor AMC dat erdoor aan de afgrond kwam te staan. In 1980 liet
men de Pacer varen.
Na de Pacer was AMC bijna failliet. Een volledig nieuwe serie luxewagens
werd geannuleerd en de oude Hornet kreeg een snelle face-lift om in 1979 de
nieuwe AMC Concord te worden. De Gremlin werd op dezelfde wijze de AMC
Spirit.
Die face-lifts en herlanceringen konden geen redding bieden. Het merk had
nood aan nieuwe, moderne producten. AMC had echter het benodigde kapitaal
daarvoor niet. De enige mogelijkheid was een buitenlandse investeerder aan
te trekken. Die werd gevonden in de Franse constructeur Renault. Die kocht
zich voor 5% in in AMC en leende het bedrijf $135.000.000. In ruil
importeerde en distribueerde AMC Renaults in Noord-Amerika. Ook zou AMC een
nieuwe moderne lijn van Renaults gaan bouwen in Kenosha (VSA). Het eerste
product dat uit het partnerschap voorvloeide was de Renault Alliance, een
compacte sedan, in 1983. Een nagenoeg identieke coupe-versie werd als
Renault Encore verkocht. Vanwege de slechte financiële situatie van AMC werd
Renault gedwongen haar aandeel te verhogen. In 1983 bezaten de Fransen 49%
van de Amerikaanse constructeur.
Vanaf datzelfde jaar bestond de merknaam AMC uit slechts 1 model; De
revolutionaire AMC Eagle. Verder lag de focus van het bedrijf bij Renault en
Jeep. De Eagle, die bekend staat als een van de eerste crossover SUVs, was
de eerste auto die een permanente 4-wiel aandrijving had. Naar AMC-gewoonte
verkocht het model goed gedurende de eerste 2 jaar waarna de verkoop
drastisch terug begon te lopen. Waarschijnlijk was het publiek uitgekeken op
de vormgeving die AMC al sinds 1970 hanteerden. De Eagle station wagon werd
nog tot 1988 gebouwd.
Ook Jeep had baten bij de samenwerking met Renault. De nieuwe Jeep Cherokee
en Jeep Wagoneer bevatten Renault-onderdelen.
De winstgevende divisie AM General moest door Renaults grote participatie
verkocht worden. De Amerikaanse overheid stond immers niet toe dat een
buitenlandse overheid een significant deel van een belangrijke
defensieleverancier bezat, en Renault was deels eigendom van de Franse
staat.
Renault zat inmiddels zelf in financiële problemen in Frankrijk. De zware
investeringen in Amerika eisten besparingen in het thuisland. Verschillende
Franse fabrieken gingen dicht en er vielen vele ontslagen. Dat was
hoogstwaarschijnlijk het motief voor de moord op Renaults directeur-generaal
in 1986.
Diens opvolger herstelde de financiële positie en de relatie met de
werknemers en verkocht AMC aan Chrysler. Die verkoop had een ironische noot:
net op dat moment was de automobiel-pers erg opgetogen over de geplande lijn
voor 1988 van Renaults en Jeeps. Er werd zelfs gespeculeerd dat AMC er met
die lijn terug bovenop kon komen.
Chrysler creërde het nieuwe automerk Eagle ter vervanging van AMC. Dat merk
werd een flop. Het werd stopgezet in 1998. Jeep overleefde wel, dankzij de
grote vraag naar SUV's in de jaren '90.
De geplande Renault Medallion werd de Eagle Medallion. De Summit, een
conceptwagen van Renault/AMC, ging naar Mitsubishi. De Renault Premier, die
gezamenlijk door Renault en AMC was ontwikkeld, werd verkocht onder de naam
Eagle Premier. Dit model werd tevens de ruggengraat van Chryslers aanbod in
de jaren '90. Onder andere de Chrysler Concorde, de Chrysler New Yorker, de
Chrysler LHS, de Dodge Intrepid, de Eagle Vision en de Chrysler 300M waren
erop gebaseerd.
20 Jaar na het verdwijnen van AMC is het voormalige automerk grotendeels
vergeten door het grote publiek. Ook verzamelaars hadden maar weinig
aandacht voor de naam, maar nu de prijzen van populaire klassiekers blijven
stijgen groeit die aandacht wel.
Verder heeft het merk nooit veel invloed gehad. Het werd nooit een echte
concurrent voor de Grote 3. Tijdens AMC's lange geschiedenis werden wel veel
bedrijfsonderdelen gekocht, verkocht en verzelfstandigd. Een kort overzicht
van wat van hen geworden is:
- In de voormalige
AMC-fabriek in Toledo, (Ohio), worden nog steeds de Jeep
Wrangler en de Jeep Liberty gebouwd. (Zie Toledo North
Assembly)
- In AMC's
hoofdfabriek in Wisconsin worden nu enkel motoren
gebouwd voor verschillende Chrysler producten.
- In de geavanceerde
Bramalea-fabriek in Ontario, die rond de tijd van de
overname pas af was, worden de Dodge Charger, de Dodge
Magnum en de Chrysler 300 geproduceerd. (Zie Brampton
Assembly)
- AM General is nog
steeds operationeel en produceert de High Mobility
Multi-Wheel Vehicle (HMMWV of Humvee) voor het
Amerikaanse en geallieerde legers. De civiele versie, de
Hummer H1 en H2, worden onder licentie gebouwd. Het
civiele Hummer-merk is eigendom van General Motors.
- Kelvinator, dat bij
Nash hoorde ten tijde van de fusie in 1954, werd in 1958
verkocht door American Motors en behoort nu tot
Electrolux.
- Jeep hoort nog
steeds bij Chrysler, dat sinds 1998 zelf tot het Duitse
DaimlerChrysler behoort.
- De Wheel Horse
Products Division is nu van Toro Lawnmower Products.
- Het voormalige
hoofdkantoor van AMC, het American Center in Detroit
(VS), wordt momenteel volledig als kantoorruimte
verhuurd.
|